Nepal kan worden opgedeeld in drie streken en die hebben dan ook een heel verschillend klimaat.
Het zuiden van het land (de Terai) grenst aan India en kan echt warm worden in de maanden mei, juni en juli. De andere maanden zijn goede reismaanden voor de terai en vooral in de winter is het heel aangenaam vertoeven. In deze streek zijn de jungle-natuurparken zeker de moeite waard voor een bezoek (safari).
Het noorden is het Himalaya-gebergte, grenzend aan Tibet. Hier is het over het algemeen kouder maar in de valleien heeft men dikwijls heel aangename temperaturen. Voor trekking is elk seizoen mogelijk, afhankelijk van waar men wil gaan. De meeste trekkingroutes zijn het mooist in het najaar (van sept tot nov) of in het voorjaar (mrt tot mei). In de zomer is het regenseizoen, en dan is trekking ideaal in de gebieden van de “regenschaduw”, waar weinig of geen regen valt.
Tussen de Terai en de Himalaya spreken we van het heuvelland, waar zich o.a. de Kathmandu-vallei bevindt. Hier situeren de temperaturen zich tussen de 35° op warme zomerdagen en rond het vriespunt tijdens de koudste winternachten. Het hele jaar rond heeft men hier bijna dagelijks een aangename zon, ook tijdens de winter zijn de dagtemperaturen rond de 20°.